Hoe ver reikt de academische vrijheid? Mogen docenten een politiek standpunt innemen over Israël? Studenten en docenten aan de Vrije Universiteit in Amsterdam maakten vorige week bezwaar tegen de verwijdering van een tekst van een docent uit de digitale leeromgeving. Hierin noemde hij Israël „een Apartheidsstaat en een koloniaal project”. De universiteit wiste de tekst nadat het bestuur een melding had gekregen.
Studenten en collega-docenten schreven een klachtenbrief naar het college van bestuur over de gang van zaken. Die is online inmiddels meer dan 2.300 keer ondertekend. Zij stelden dat met de behandeling van deze docent ook de vrijheid van meningsuiting van andere docenten en studenten in het geding is. Het college van bestuur liet daarop weten dat er geen sancties tegen de docent zijn getroffen en dat de academische vrijheid geenszins in gevaar is. De colleges gaan gewoon door.
Het voorval past in een bredere reeks incidenten waarbij hoger onderwijsinstellingen onder vuur zijn komen te liggen in verband met de Gaza-oorlog. Afgelopen weekeinde nog leidde het besluit van de Hogeschool Utrecht om een lezingenreeks over de Holocaust en antisemitisme, georganiseerd in samenwerking met het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI), uit te stellen tot verontwaardigde reacties van onder anderen Haagse politici.
Lees ook
Universiteiten willen wel discussie over Gaza, maar ook neutraal blijven: ‘Wij zijn geen politiek instituut’
De gewraakte tekst van de VU-docent stond in de digitale leeromgeving van de universiteit waar studenten informatie kunnen vinden over vakken. De Iraanse antropoloog Younes Saramifar deelde daar mee dat zijn college ‘History and social sciences’ ontworpen was „vanuit dekoloniale/postkoloniale benaderingen” en „erkent dat Israël een Apartheidsstaat en een koloniaal project is”. Die mededeling was volgens hem bedoeld als „triggerwaarschuwing voor iedereen die zich liever niet bezighoudt met verwijzingen naar het feit dat veel West-Europese landen gebouwd zijn op koloniale plunderingen, genocide en onderdrukking”.
In de handleiding bij het vak schreef hij dat studenten zijn lessen beter konden vermijden als ze hier niet tegen kunnen. „Mijn colleges zijn misschien niet nuttig voor je als je niet kunt omgaan met gepassioneerde kritische pedagogiek en een postkoloniale benadering van de geesteswetenschappen.”
Triggerwaarschuwing
De tekst is inmiddels uit de digitale leeromgeving verdwenen. Een woordvoerder van de universiteit stelt dat er een „melding” over was binnengekomen, waarna de docent van zijn leidinggevende het verzoek kreeg om de tekst aan te passen. Daar gaf hij „slechts deels gehoor” aan. „Daarna is besloten om het gehele tekstblok te verwijderen.”
De docent, Younes Saramifar, zegt dat hij zijn politieke standpunten nooit onder stoelen of banken heeft gestoken. „Ik geef al vier jaar les vanuit dit dekoloniale perspectief, maar door het conflict tussen Israël en Palestina is hier plotseling de aandacht op gericht. Ik heb de triggerwaarschuwing destijds geschreven omdat ik merkte dat sommige studenten zich ongemakkelijk voelden bij mijn standpunten. Het is nooit mijn bedoeling geweest om mensen uit te sluiten of te dwingen het in colleges met mij eens te zijn. Ik discussieer juist graag, maar als mensen dat niet prettig vinden zijn ze niet verplicht mijn colleges te volgen, het is immers een keuzevak.” Hij denkt dat „politieke lobbygroepen, zoals het CIDI” bij de universiteit aan de bel hebben getrokken.
Het CIDI zegt geen formele klacht tegen de docent te hebben ingediend, maar wel contact te hebben opgenomen met de universiteit nadat een verontruste student zich had gemeld. „Wij zijn voorstander van academische vrijheid op de universiteiten, maar die vrijheid is niet grenzeloos wanneer die botst met andere grondrechten”, zegt een woordvoerder van het CIDI. „Als een docent in colleges wil discussiëren over Israël hebben wij daar geen bezwaar tegen, maar deze docent misbruikte zijn positie om activisme te bedrijven, hij drong studenten zijn politieke standpunten op. Wie daar niet van gediend was hoefde niet naar zijn colleges te komen. Daarmee creëerde hij een onveilig klimaat. Het druist volledig in tegen de gedachte van inclusiviteit en diversiteit op de universiteit.”
Het AD schreef dat de docent „op het matje geroepen” was door de universiteit. Volgens de krant zou „begeleiding” voor hem zijn ingeschakeld via het VU Centre for Teaching and Learning, en een VU-medewerker zou tijdens colleges een oogje in het zeil houden.
Het universiteitsbestuur weerspreekt tegenover NRC dat deze maatregelen zijn genomen. De kwestie is door deze berichtgeving die „grotendeels op onwaarheid berust” een „geheel eigen leven gaan leiden” wat heeft „geleid tot een onveilige situatie voor de docent, het faculteitsbestuur en medewerkers van de universiteit”. Zo zou de docent haatbrieven en dreigmails hebben ontvangen.
Wel bevestigt de universiteit de authenticiteit van een e-mail van rector-magnificus Jeroen Geurts waaruit het AD citeert. Dit is volgens de woordvoerder de reactie die Geurts stuurde aan de „melder”. Hij schreef daarin dat de „woordkeuze en toonzetting” van de tekst van Saramifar „niet past bij het uitgangspunt van de VU”. En: „Ik betreur het ten zeerste dat in de gebruikte tekst een politieke stellingname lijkt door te klinken.”
Lees ook
Pas op – trigger warnings werken niet
Klachtenbrief
Onder studenten en docenten aan de VU veroorzaakte het artikel vorige week verontwaardiging. De Luxemburgse studente Anni Schmitz was „diep geshockeerd” toen ze vernam dat haar „favoriete docent” in de problemen was gekomen. „Zijn naam werd niet genoemd”, zegt de 25-jarige studente antropologie, „maar ik wist meteen dat het om Younes ging, want ik volgde in november en december het vak ‘The personal is political’ bij hem. Ik kende de tekst waar het om draaide, want die had ik zelf ook gelezen toen ik me inschreef. Het was juist die tekst die mij vorig jaar naar zijn college had getrokken. Wow, dacht ik, eindelijk eens iemand die eerlijk is.”
De studente zegt „verbijsterd” te zijn dat Saramifar het verwijt kreeg studenten die het niet met hem eens zijn buiten te sluiten. Zij noemt hem juist een toonbeeld van inclusiviteit en veiligheid. „Voorafgaand aan de eerste les vroeg hij ons een persoonlijk voorwerp mee te nemen en iets over onszelf te vertellen, om een sfeer van veiligheid te creëren, waarin mensen gerespecteerd worden. Hij was de eerste docent die aan ieder van ons vroeg met welke persoonlijk voornaamwoorden hij ons moest aanspreken. Door die veilige sfeer durfden we dingen over onszelf te delen die we normaal voor onszelf zouden houden. Dat leidde tot heel goede en open discussies.”
Volgens Schmitz maakt hij aan het begin duidelijk wat de regels waren waaraan studenten zich dienden te houden. Zo stond in de collegehandleiding, die in handen is van NRC: „Luister alsjeblieft naar uiteenlopende meningen. Een open sfeer in de klas zal discussies voor iedereen interessanter en waardevoller maken” en „Er bestaan geen domme vragen. Stel domme vragen maar toch relevante vragen.”
Schmitz was een van de initiatiefnemers van de klachtenbrief aan het college van bestuur. Daarin schreven zij onder meer: „De acties die zijn ondernomen hebben de veiligheid van de academische gemeenschap in gevaar gebracht en de rector is er niet in geslaagd de waarde van de academische vrijheid aan de VU hoog te houden.”
De briefschrijvers kenschetsten Saramifar als „een van de weinige docenten van kleur aan de universiteit die op unieke wijze een intersectioneel en dekoloniaal perspectief aan zijn studenten meegeeft, wat positief heeft bijgedragen aan onze ontwikkeling, kennis en begrip van de wereld”. Zij spraken hun verontrusting uit over de „demonisering, censuur en bestraffing” van de docent, wiens lessen zij „veilig, inclusief, intellectueel stimulerend en positief uitdagend” noemden. Tijdens zijn colleges zou de docent het onderwerp Israël en Palestina niet hebben aangeroerd.
‘Chilling effect’
Naast de gezamenlijke klachtenbrief stuurden ook individuele collega’s van Saramifar e-mails aan het college van bestuur, waarin zij hun bezorgdheid uitspraken. Clemens Kaupa, docent rechten aan de VU, was een van hen. „Het is heel belangrijk dat de VU en alle andere universiteiten in Nederland de vrijheid van onderwijs en onderzoek verdedigen”, zegt hij. „Juist op momenten als deze, waar sprake is van politieke conflicten en controverses. We mogen niet toestaan dat individuen een doelwit worden. Anders krijgen wij docenten en onderzoekers de indruk dat het universiteitsbestuur niet achter ons staat. Dat zou een chilling effect hebben op de academische vrijheid.”
Niels Debonne, universitair docent milieugeografie aan de VU, sprak zich uit in een opinieartikel in Het Parool: „De VU heeft hiermee de deur opengezet voor politieke vergelding tegen al haar docenten, en voor ongepaste inmenging in curricula”, schreef hij. „Als de VU haar docenten wil censureren voor ‘activistische’ of ‘politieke’ lesinhoud, dan moet het glashelder zijn wat wel en niet onder die categorieën valt.”
Saramifar zegt dat die regels hem niet duidelijk waren. Hij ging vorige week in gesprek met het faculteitsbestuur. Dit resulteerde vrijdag in een gezamenlijke verklaring, waarin staat dat de docent niet onder toezicht wordt gesteld tijdens colleges, dat de inhoud van zijn onderwijs niet wordt gecensureerd en dat er geen arbeidsrechtelijke stappen tegen hem worden genomen.
De rector-magnificus gaf in een interview aan universiteitskrant Ad Valvas toelichting. „We twijfelen niet aan de goede bedoelingen van deze docent, we hebben alleen aangegeven dat de trigger warning niet verstandig was.” Die zou de indruk kunnen wekken „dat studenten niet welkom waren als ze een bepaalde mindset niet accepteerden, en dat kan niet, alle studenten zijn welkom in ons onderwijs. In de collegezaal moet de vrijheid bestaan om dingen te bevragen. We vinden het belangrijk dat je verschillende perspectieven krijgt aangereikt.”
De zorgen van studenten en docenten over inperking van de academische vrijheid neemt hij „heel serieus”, hij wil daar de komende tijd met hen verder over praten.
Lees ook
In Utrecht gaat Holocaustlezing tóch door: wat ging aan dat besluit vooraf?